Deutsch
Detailübersetzungen für Heilstein (Deutsch) ins Niederländisch
Heilstein: (*Wort und Satz getrennt)
- heil: heel; gaaf; intact; gezond; fit; getraind; blakend; ongebruikt; onaangetast; onaangeroerd; ongeopend; onaangebroken
- Stein: steen; gesteente; kei; kiezel; kiezelsteen; rolsteen; pit; kinderkopje; kinderhoofdje; ronde keisteen; binnenste van een vrucht; rots; rotsblok
- Heil: welzijn; voorspoed; heil; zegen; zegenen; zaligheid; zegening; gezegende toestand