Deutsch
Detailübersetzungen für Fahrtrichtung (Deutsch) ins Niederländisch
Fahrtrichtung: (*Wort und Satz getrennt)
- Fahrt: reis; tocht; rit; expeditie; mars; toer; trektocht; rijden; autorijden; gang; uitstapje; excursie; tournee; dagreis; kanaal; gracht; vaart; fietstocht; route; koers; trip; rondreis; tour; rondrit; tochtje
- Richtung: richting; koers; route
- fahren: rijden; sturen; zenden; aan het stuur zitten; karren; kruien