Deutsch
Detailübersetzungen für verantworten (Deutsch) ins Niederländisch
verantworten:
verantworten Verb (verantworte, verantwortest, verantwortet, verantwortete, verantwortetet, verantwortet)
-
verantworten (rechtfertigen)
-
verantworten (rechtfertigen)
-
verantworten (rechtfertigen)
-
verantworten (verantwortlich sein; haften)
aansprakelijk zijn voor; aansprakelijk zijn; verantwoordelijkheid dragen-
aansprakelijk zijn voor Verb (ben aansprakelijk voor, bent aansprakelijk voor, is aansprakelijk voor, was aansprakelijk voor, waren aansprakelijk voor, aansprakelijk geweest voor)
-
aansprakelijk zijn Verb (ben aansprakelijk, bent aansprakelijk, is aansprakelijk, was aansprakelijk, waren aansprakelijk, aansprakelijk geweest)
-
verantwoordelijkheid dragen Verb (draag verantwoordelijkheid, draagt verantwoordelijkheid, droeg verantwoordelijkheid, droegen verantwoordelijkheid, verantwoordelijkheid gedragen)
-
Konjugationen für verantworten:
Präsens
- verantworte
- verantwortest
- verantwortet
- verantworten
- verantwortet
- verantworten
Imperfekt
- verantwortete
- verantwortetest
- verantwortete
- verantworteten
- verantwortetet
- verantworteten
Perfekt
- habe verantwortet
- hast verantwortet
- hat verantwortet
- haben verantwortet
- habt verantwortet
- haben verantwortet
1. Konjunktiv [1]
- verantworte
- verantwortest
- verantworte
- verantworten
- verantwortet
- verantworten
2. Konjunktiv
- verantwortete
- verantwortetest
- verantwortete
- verantworteten
- verantwortetet
- verantworteten
Futur 1
- werde verantworten
- wirst verantworten
- wird verantworten
- werden verantworten
- werdet verantworten
- werden verantworten
1. Konjunktiv [2]
- würde verantworten
- würdest verantworten
- würde verantworten
- würden verantworten
- würdet verantworten
- würden verantworten
Diverses
- verantwort!
- verantwortet!
- verantworten Sie!
- verantwortet
- verantwortend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie