Deutsch
Detailübersetzungen für sich verbreiten (Deutsch) ins Niederländisch
sich verbreiten:
-
sich verbreiten (herrschen; die Grippe herscht)
-
sich verbreiten (auseinanderstieben; auseinandertreiben)
uiteenvliegen; uiteenstuiven; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen-
uit elkaar stuiven Verb (stuif uit elkaar, stuift uit elkaar, stoof uit elkaar, stoven uit elkaar, uit elkaar gestoven)
-
uit elkaar vliegen Verb (vlieg uit elkaar, vliegt uit elkaar, vloog uit elkaar, vlogen uit elkaar, uit elkaar gevlogen)
Übersetzung Matrix für sich verbreiten:
Computerübersetzung von Drittern: