Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. fortfließen:


Deutsch

Detailübersetzungen für fortfließen (Deutsch) ins Niederländisch

fortfließen:

fortfließen Verb

  1. fortfließen (wegfließen)
    afvloeien; wegvloeien; wegstromen
    • afvloeien Verb (vloei af, vloeit af, vloeide af, vloeiden af, afgevloeid)
    • wegvloeien Verb (vloei weg, vloeit weg, vloeide weg, vloeiden weg, weggevloeid)
    • wegstromen Verb (stroom weg, stroomt weg, stroomde weg, stroomden weg, weggestroomd)

Übersetzung Matrix für fortfließen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
afvloeien Abfließen; Ablaufen; Wegfließen; Wegströmen
wegstromen Abfließen; Ablaufen; Wegfließen; Wegströmen
wegvloeien Abfließen; Ablaufen; Wegfließen; Wegströmen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
afvloeien fortfließen; wegfließen abdanken; ausrangieren; entheben; entlassen; feiern; suspendieren; von seiner Position vertreiben
wegstromen fortfließen; wegfließen
wegvloeien fortfließen; wegfließen