Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->übersetze Gepolter

übersetze Gepolter von Deutsche ins Niederländisch

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

Gepolter:
- gestommel; gekletter; gerammel; gebrul; loeien van de wind; geraas; gebulder; geloei; donderen; getier; gescheld

Deutsch

Detailübersetzungen für Gepolter (Deutsch) ins Niederländisch

Gepolter:

Gepolter [das ~] Nomen

Gepolter (Poltern)
het gestommel
- gestommel [het ~] Nomen
Gepolter (Geklapper; Geklirr)
het gekletter; het gerammel
- gekletter [het ~] Nomen
- gerammel [het ~] Nomen
Gepolter (Windheulen; Getöse; Gebrüll; Geheule; Getobe; Windgetöse)
het gebrul; loeien van de wind; het geraas; het gebulder; het geloei
- gebrul [het ~] Nomen
- loeien van de wind [znw.] Nomen
- geraas [het ~] Nomen
- gebulder [het ~] Nomen
- geloei [het ~] Nomen
Gepolter (Donner; Donnern)
donderen
- donderen [znw.] Nomen
Gepolter (Zetergeschrei; Schreien; Gebrüll; Geschimpfe; Gejohle; Gegröle; Johlen)
het getier; gescheld
- getier [het ~] Nomen
- gescheld [znw.] Nomen

Übersetzung Matrix für Gepolter:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
donderen	Donner; Donnern; Gepolter
gebrul	Gebrüll; Geheule; Gepolter; Getobe; Getöse; Windgetöse; Windheulen	Gebrüll; Gekreisch; Geschrei; Kreischen; Schreien; Spektakel; Zetergeschrei
gebulder	Gebrüll; Geheule; Gepolter; Getobe; Getöse; Windgetöse; Windheulen	Gebrüll; Gekreisch; Geschrei; Kreischen; Schreien; Spektakel; Zetergeschrei
gekletter	Geklapper; Geklirr; Gepolter
geloei	Gebrüll; Geheule; Gepolter; Getobe; Getöse; Windgetöse; Windheulen
geraas	Gebrüll; Geheule; Gepolter; Getobe; Getöse; Windgetöse; Windheulen	Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben
gerammel	Geklapper; Geklirr; Gepolter
gescheld	Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei	Gemecker; Genörgel; Geschimpfe; Schimpferei; Schimpfkanonade
gestommel	Gepolter; Poltern
getier	Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei
loeien van de wind	Gebrüll; Geheule; Gepolter; Getobe; Getöse; Windgetöse; Windheulen
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
donderen		blitzen; donnern; ertönen; fallen; geifern; gewittern; grollen; grunzen; keifen; knallen; schelten; schimpfen; schleudern; schmatzen; schmeißen; schmettern; stürzen; tosen; wettern