Fågel: schwedische und niederländische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Übersicht

Schwedisch nach Niederländisch: mehr Daten

Schwedisch

Detailübersetzungen für fågel (Schwedisch) ins Niederländisch

fågel
de vogel
- vogel [de ~ (m)] Nomen
fågel (fjäderfä; höns)
het gevogelte; de vogels
- gevogelte [het ~] Nomen
- vogels [de ~] Nomen, Plural

fågel

noun

een gewerveld dier (Aves) met twee vleugels, twee poten, een snavel en een met veren bedekt lichaam dat zich voortplant door het leggen van eieren
- vogel → fågel

Cross Translation:

From	To	Via
• fågel	→ vogel	↔ bird — animal
• fågel	→ vogel	↔ oiseau — zoologie\|nocat=1 Animal vertébré