Übersicht
Schwedisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. armé:
  2. Wiktionary:
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. arm:
  2. Wiktionary:


Schwedisch

Detailübersetzungen für armé (Schwedisch) ins Niederländisch

armé:

armé [-en] Nomen

  1. armé (beväpnade styrkor; styrka)
    het leger; de krijgsmacht; de legermacht; de strijdmacht; de troepenmacht
  2. armé (marktrupper)
    de landmacht; het landleger
  3. armé
    de heerschaar; de legerschaar

Übersetzung Matrix für armé:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
heerschaar armé
krijgsmacht armé; beväpnade styrkor; styrka försvarsmakt; stridsmakt
landleger armé; marktrupper
landmacht armé; marktrupper markstridskrafter
leger armé; beväpnade styrkor; styrka håla; läger; mysrum; stridsmakt
legermacht armé; beväpnade styrkor; styrka stridsmakt
legerschaar armé
strijdmacht armé; beväpnade styrkor; styrka stridsmakt
troepenmacht armé; beväpnade styrkor; styrka
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
leger militärisk; militäriskt; militärt

Synonyms for "armé":


Wiktionary Übersetzungen für armé:


Cross Translation:
FromToVia
armé landmacht; leger army — military force concerned mainly with ground operations
armé landsverdediging; defensie army — government agency in charge of a state's army
armé heer; strijdmacht; leger Armee — die gesamten organisierten militärischen Streitkräfte eines Staates

Verwandte Übersetzungen für armé



Niederländisch

Detailübersetzungen für armé (Niederländisch) ins Schwedisch

arm:

arm [de ~ (m)] Nomen

  1. de arm (armleuning)
    armstöd

Übersetzung Matrix für arm:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
armstöd arm; armleuning
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- zielig
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dålig arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak aan een ziekte lijdend; achterbaks; banaal; bekaaid; boosaardig; er bekaaid afkomen; geniepig; gluiperig; in het geniep; laag; malicieus; pover; schamel; snood; stiekem; verraderlijk; vuig; ziek
dåligt arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak aan een ziekte lijdend; achterbaks; banaal; bekaaid; boosaardig; er bekaaid afkomen; gemeen; geniepig; gluiperig; in het geniep; laag; malicieus; min; pover; schamel; slecht; snood; stiekem; vals; verraderlijk; vuig; ziek
fattig arm; armetierig; berooid; pover armzalig; dor; karig; mager; pover; schamel; schraal
fattigt arm; armetierig; berooid; pover armzalig; berooid; dor; karig; mager; pover; schamel; schraal
nödlidande arm; armelijk; armoedig; behoeftig; kommerlijk; minvermogend; noodlijdend; onvermogend berooid; doodarm; straatarm
undermåligt arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak

Verwandte Wörter für "arm":

  • armen, armer, armere, armst, armste, arme

Synonyms for "arm":


Antonyme für "arm":


Verwandte Definitionen für "arm":

  1. deel van een ding dat iets pakt of draagt1
    • deze kandelaar heeft vier armen1
  2. lichaamsdeel van hand tot schouder1
    • Anita heeft haar arm gebroken1
  3. wie weinig heeft1
    • ik heb al mijn geld uitgegeven: ik ben arm1
  4. met wie je medelijden hebt1
    • die arme jongen heeft het zwaar bij zijn opstandige vrouw1

Wiktionary Übersetzungen für arm:

arm
noun
  1. lichaamsdeel

Cross Translation:
FromToVia
arm arm arm — portion of the upper appendage from shoulder to wrist
arm fattig poor — with no possessions or money
arm stackars; miserabel poor — to be pitied
arm arm bras — Membre
arm arm; fattig; olycklig malheureux — Qui porte malheur, qui annonce ou qui cause du malheur. (Sens général)
arm arm pauvre — Qui est dans la pauvreté ; qui ne dispose pas de ressources suffisantes.

Verwandte Übersetzungen für armé