Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- zelfgenoegzaamheid:
- zelfgenoegzaam:
-
Wiktionary:
- zelfgenoegzaam → självgod, självbelåten, egenkär
Niederländisch
Detailübersetzungen für zelfgenoegzaamheid (Niederländisch) ins Schwedisch
zelfgenoegzaamheid:
-
de zelfgenoegzaamheid (zelfingenomenheid; eigendunk; egotisme; ijdelheid; arrogantie; eigenwaan; hoogmoed)
Übersetzung Matrix für zelfgenoegzaamheid:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
själv tillfredställelse | arrogantie; egotisme; eigendunk; eigenwaan; hoogmoed; ijdelheid; zelfgenoegzaamheid; zelfingenomenheid |
Verwandte Wörter für "zelfgenoegzaamheid":
zelfgenoegzaam:
-
zelfgenoegzaam (zelfingenomen; ijdel; verwaand; ingebeeld)
egetkär; arrogant; egoistiskt; självbelåten; självbelåtet-
egetkär Adjektiv
-
arrogant Adjektiv
-
egoistiskt Adjektiv
-
självbelåten Adjektiv
-
självbelåtet Adjektiv
-
-
zelfgenoegzaam (arrogant; hooghartig; verwaand; zelfingenomen; uit de hoogte; neerbuigend; hautain; hovaardig; aanmatigend; hoogmoedig)
-
zelfgenoegzaam (schoolmeesterachtig; pedant; frikkerig; belerend; verwaand; zelfingenomen; ingebeeld)
Übersetzung Matrix für zelfgenoegzaam:
Verwandte Wörter für "zelfgenoegzaam":
Wiktionary Übersetzungen für zelfgenoegzaam:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zelfgenoegzaam | → självgod; självbelåten; egenkär | ↔ complacent — uncritically satisfied with oneself or one's achievements |