Niederländisch
Detailübersetzungen für wegblazen (Niederländisch) ins Schwedisch
wegblazen:
-
wegblazen
Konjugationen für wegblazen:
o.t.t.
- blaas weg
- blaast weg
- blaast weg
- blazen weg
- blazen weg
- blazen weg
o.v.t.
- blies weg
- blies weg
- blies weg
- bliezen weg
- bliezen weg
- bliezen weg
v.t.t.
- heb weggeblazen
- hebt weggeblazen
- heeft weggeblazen
- hebben weggeblazen
- hebben weggeblazen
- hebben weggeblazen
v.v.t.
- had weggeblazen
- had weggeblazen
- had weggeblazen
- hadden weggeblazen
- hadden weggeblazen
- hadden weggeblazen
o.t.t.t.
- zal wegblazen
- zult wegblazen
- zal wegblazen
- zullen wegblazen
- zullen wegblazen
- zullen wegblazen
o.v.t.t.
- zou wegblazen
- zou wegblazen
- zou wegblazen
- zouden wegblazen
- zouden wegblazen
- zouden wegblazen
diversen
- blaas weg!
- blaast weg!
- weggeblazen
- wegblazend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für wegblazen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
blåsa bort | wegblazen |