Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. vossen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vossend (Niederländisch) ins Schwedisch

vossen:

vossen Verb (vos, vost, voste, vosten, gevost)

  1. vossen
    plugga; studera; lära in
    • plugga Verb (pluggar, pluggade, pluggat)
    • studera Verb (studerar, studerade, studerat)
    • lära in Verb (lär in, lärde in, lärt in)

Konjugationen für vossen:

o.t.t.
  1. vos
  2. vost
  3. vost
  4. vossen
  5. vossen
  6. vossen
o.v.t.
  1. voste
  2. voste
  3. voste
  4. vosten
  5. vosten
  6. vosten
v.t.t.
  1. heb gevost
  2. hebt gevost
  3. heeft gevost
  4. hebben gevost
  5. hebben gevost
  6. hebben gevost
v.v.t.
  1. had gevost
  2. had gevost
  3. had gevost
  4. hadden gevost
  5. hadden gevost
  6. hadden gevost
o.t.t.t.
  1. zal vossen
  2. zult vossen
  3. zal vossen
  4. zullen vossen
  5. zullen vossen
  6. zullen vossen
o.v.t.t.
  1. zou vossen
  2. zou vossen
  3. zou vossen
  4. zouden vossen
  5. zouden vossen
  6. zouden vossen
diversen
  1. vos!
  2. vost!
  3. gevost
  4. vossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vossen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lära in vossen inlezen; leerstof erin stampen
plugga vossen aanpoten; afslijpen; erafslijpen; flink aanpakken; hard werken
studera vossen aanleren; bestuderen; blokken; eigen maken; instuderen; leerstof erin stampen; leren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderwijzen; oppikken; opsteken; studeren; verwerven

Verwandte Wörter für "vossen":


Computerübersetzung von Drittern: