Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- voorschoten:
- voorschot:
- voorschieten:
-
Wiktionary:
- voorschot → förskott, avbetalning
- voorschieten → förskottera
Niederländisch
Detailübersetzungen für voorschoten (Niederländisch) ins Schwedisch
voorschoten:
Übersetzung Matrix für voorschoten:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förkläden | voorschoten |
Verwandte Wörter für "voorschoten":
voorschot:
Übersetzung Matrix für voorschot:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förskott | voorschot | kasvoorschot; voorschotten; vooruitbetaling |
Verwandte Wörter für "voorschot":
voorschoten form of voorschieten:
-
voorschieten
Konjugationen für voorschieten:
o.t.t.
- schiet voor
- schiet voor
- schiet voor
- schieten voor
- schieten voor
- schieten voor
o.v.t.
- schoot voor
- schoot voor
- schoot voor
- schoten voor
- schoten voor
- schoten voor
v.t.t.
- heb voorgeschoten
- hebt voorgeschoten
- heeft voorgeschoten
- hebben voorgeschoten
- hebben voorgeschoten
- hebben voorgeschoten
v.v.t.
- had voorgeschoten
- had voorgeschoten
- had voorgeschoten
- hadden voorgeschoten
- hadden voorgeschoten
- hadden voorgeschoten
o.t.t.t.
- zal voorschieten
- zult voorschieten
- zal voorschieten
- zullen voorschieten
- zullen voorschieten
- zullen voorschieten
o.v.t.t.
- zou voorschieten
- zou voorschieten
- zou voorschieten
- zouden voorschieten
- zouden voorschieten
- zouden voorschieten
diversen
- schiet voor!
- schiet voor!
- voorgeschoten
- voorschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für voorschieten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avancera | voorschieten | avanceren; bevorderd worden; helpen; hogerop komen; naderen; promoten; tegemoetkomen; toenaderen; voorwaarts gaan; zich opwerken |
flytta framåt | voorschieten | |
närma sig | voorschieten | benaderen; naderen; tegemoetkomen; toenaderen |
Wiktionary Übersetzungen für voorschieten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorschieten | → förskottera | ↔ advance — to furnish, as money or other value, before it becomes due |