Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. vooroprijden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vooroprijden (Niederländisch) ins Schwedisch

vooroprijden:

vooroprijden Verb (rijd voorop, rijdt voorop, reed voorop, reden voorop, voorop gereden)

  1. vooroprijden (vooruitrijden)
    köra i täten; köra vidare
    • köra i täten Verb (kör i täten, körde i täten, kört i täten)
    • köra vidare Verb (kör vidare, körde vidare, kört vidare)

Konjugationen für vooroprijden:

o.t.t.
  1. rijd voorop
  2. rijdt voorop
  3. rijdt voorop
  4. rijden voorop
  5. rijden voorop
  6. rijden voorop
o.v.t.
  1. reed voorop
  2. reed voorop
  3. reed voorop
  4. reden voorop
  5. reden voorop
  6. reden voorop
v.t.t.
  1. heb voorop gereden
  2. hebt voorop gereden
  3. heeft voorop gereden
  4. hebben voorop gereden
  5. hebben voorop gereden
  6. hebben voorop gereden
v.v.t.
  1. had voorop gereden
  2. had voorop gereden
  3. had voorop gereden
  4. hadden voorop gereden
  5. hadden voorop gereden
  6. hadden voorop gereden
o.t.t.t.
  1. zal vooroprijden
  2. zult vooroprijden
  3. zal vooroprijden
  4. zullen vooroprijden
  5. zullen vooroprijden
  6. zullen vooroprijden
o.v.t.t.
  1. zou vooroprijden
  2. zou vooroprijden
  3. zou vooroprijden
  4. zouden vooroprijden
  5. zouden vooroprijden
  6. zouden vooroprijden
diversen
  1. rijd voorop!
  2. rijdt voorop!
  3. voorop gereden
  4. vooroprijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vooroprijden [znw.] Nomen

  1. vooroprijden (voorrijden)

Übersetzung Matrix für vooroprijden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
köra framför vooroprijden; voorrijden
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
köra framför vooraan rijden; voorrijden
köra i täten vooroprijden; vooruitrijden
köra vidare vooroprijden; vooruitrijden aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen