Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. voorliegen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für voorliegen (Niederländisch) ins Schwedisch

voorliegen:

voorliegen Verb (lieg voor, liegt voor, loog voor, logen voor, voorgelogen)

  1. voorliegen (voorjokken)
    ljuga; fabricera; hitta på
    • ljuga Verb (ljuger, ljög, ljugit)
    • fabricera Verb (fabricerar, fabricerade, fabricerat)
    • hitta på Verb (hittar på, hittade på, hittat på)

Konjugationen für voorliegen:

o.t.t.
  1. lieg voor
  2. liegt voor
  3. liegt voor
  4. liegen voor
  5. liegen voor
  6. liegen voor
o.v.t.
  1. loog voor
  2. loog voor
  3. loog voor
  4. logen voor
  5. logen voor
  6. logen voor
v.t.t.
  1. heb voorgelogen
  2. hebt voorgelogen
  3. heeft voorgelogen
  4. hebben voorgelogen
  5. hebben voorgelogen
  6. hebben voorgelogen
v.v.t.
  1. had voorgelogen
  2. had voorgelogen
  3. had voorgelogen
  4. hadden voorgelogen
  5. hadden voorgelogen
  6. hadden voorgelogen
o.t.t.t.
  1. zal voorliegen
  2. zult voorliegen
  3. zal voorliegen
  4. zullen voorliegen
  5. zullen voorliegen
  6. zullen voorliegen
o.v.t.t.
  1. zou voorliegen
  2. zou voorliegen
  3. zou voorliegen
  4. zouden voorliegen
  5. zouden voorliegen
  6. zouden voorliegen
diversen
  1. lieg voor!
  2. liegt voor!
  3. voorgelogen
  4. voorliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für voorliegen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fabricera fabricage; fabrikaat; maaksel; maken; product; productie; vervaardiging
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fabricera voorjokken; voorliegen fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
hitta på voorjokken; voorliegen achter komen; bedenken; fantaseren; grimeren; uitdenken; uitvinden; verdichten; verzinnen; voorwenden
ljuga voorjokken; voorliegen jokken; liegen