Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. voorhebben:


Niederländisch

Detailübersetzungen für voorhebben (Niederländisch) ins Schwedisch

voorhebben:

voorhebben Verb (heb voor, hebt voor, had voor, hadden voor, voorgehad)

  1. voorhebben (van plan zijn)
    mena
    • mena Verb (menar, menade, menat)

Konjugationen für voorhebben:

o.t.t.
  1. heb voor
  2. hebt voor
  3. hebt voor
  4. hebben voor
  5. hebben voor
  6. hebben voor
o.v.t.
  1. had voor
  2. had voor
  3. had voor
  4. hadden voor
  5. hadden voor
  6. hadden voor
v.t.t.
  1. heb voorgehad
  2. hebt voorgehad
  3. heeft voorgehad
  4. hebben voorgehad
  5. hebben voorgehad
  6. hebben voorgehad
v.v.t.
  1. had voorgehad
  2. had voorgehad
  3. had voorgehad
  4. hadden voorgehad
  5. hadden voorgehad
  6. hadden voorgehad
o.t.t.t.
  1. zal voorhebben
  2. zult voorhebben
  3. zal voorhebben
  4. zullen voorhebben
  5. zullen voorhebben
  6. zullen voorhebben
o.v.t.t.
  1. zou voorhebben
  2. zou voorhebben
  3. zou voorhebben
  4. zouden voorhebben
  5. zouden voorhebben
  6. zouden voorhebben
diversen
  1. heb voor!
  2. hebt voor!
  3. voorgehad
  4. voorhebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für voorhebben:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
mena van plan zijn; voorhebben bedoelen; doelen; ergens iets mee willen zeggen; menen; van mening zijn