Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. volgehouden:
  2. volhouden:
  3. Wiktionary:
    • volhouden → vara


Niederländisch

Detailübersetzungen für volgehouden (Niederländisch) ins Schwedisch

volgehouden:

volgehouden Adjektiv

  1. volgehouden (uitgehouden)
    bevarat; bevarad

Übersetzung Matrix für volgehouden:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bevarad uitgehouden; volgehouden
bevarat uitgehouden; volgehouden

volhouden:

volhouden Verb (houd vol, houdt vol, hield vol, hielden vol, volgehouden)

  1. volhouden (uithouden; dragen; verdragen; )
    bära; uthärda; stå ut med
    • bära Verb (bär, bar, burit)
    • uthärda Verb (uthärdar, uthärdade, uthärdat)
    • stå ut med Verb (står ut med, stod ut med, stått ut med)
  2. volhouden (volharden; doorzetten; standhouden; doorgaan)
    hålla ut; framhärda; vara ihärdig
    • hålla ut Verb (håller ut, höll ut, hållit ut)
    • framhärda Verb (framhärdar, framhärdade, framhärdat)
    • vara ihärdig Verb (är ihärdig, var ihärdig, varit ihärdig)

Konjugationen für volhouden:

o.t.t.
  1. houd vol
  2. houdt vol
  3. houdt vol
  4. houden vol
  5. houden vol
  6. houden vol
o.v.t.
  1. hield vol
  2. hield vol
  3. hield vol
  4. hielden vol
  5. hielden vol
  6. hielden vol
v.t.t.
  1. heb volgehouden
  2. hebt volgehouden
  3. heeft volgehouden
  4. hebben volgehouden
  5. hebben volgehouden
  6. hebben volgehouden
v.v.t.
  1. had volgehouden
  2. had volgehouden
  3. had volgehouden
  4. hadden volgehouden
  5. hadden volgehouden
  6. hadden volgehouden
o.t.t.t.
  1. zal volhouden
  2. zult volhouden
  3. zal volhouden
  4. zullen volhouden
  5. zullen volhouden
  6. zullen volhouden
o.v.t.t.
  1. zou volhouden
  2. zou volhouden
  3. zou volhouden
  4. zouden volhouden
  5. zouden volhouden
  6. zouden volhouden
diversen
  1. houd vol!
  2. houdt vol!
  3. volgehouden
  4. volhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für volhouden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bära doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aan hebben; dragen; dulden; gebukt gaan onder; iets transporteren; ondersteunen; rugsteunen; sjouwen; steunen; torsen; velen; verdragen; verstouwen; verstuwen; vervoeren; zeulen
framhärda doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden doordouwen; doorzetten
hålla ut doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden doordouwen; doorzetten
stå ut med doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden aanleunen; aanvaarden; accepteren; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen
uthärda doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden doorleven; doormaken; doorstaan; dulden; velen; verdragen; verduren; verstouwen; verstuwen; verteren
vara ihärdig doorgaan; doorzetten; standhouden; volharden; volhouden

Antonyme für "volhouden":


Verwandte Definitionen für "volhouden":

  1. ermee door blijven gaan1
    • hij kan dit tempo lang volhouden1
  2. het blijven beweren1
    • hij houdt vol dat hij het niet heeft gedaan1

Wiktionary Übersetzungen für volhouden:


Cross Translation:
FromToVia
volhouden vara last — to hold out