Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. voldragen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für voldragen (Niederländisch) ins Schwedisch

voldragen:

voldragen Adjektiv

  1. voldragen (rijp)

voldragen Verb (voldraag, voldraagt, voldroeg, voldroegen, voldragen)

  1. voldragen (ten einde dragen; uitdragen)
    bära ut
    • bära ut Verb (bär ut, bar ut, burit ut)

Konjugationen für voldragen:

o.t.t.
  1. voldraag
  2. voldraagt
  3. voldraagt
  4. voldragen
  5. voldragen
  6. voldragen
o.v.t.
  1. voldroeg
  2. voldroeg
  3. voldroeg
  4. voldroegen
  5. voldroegen
  6. voldroegen
v.t.t.
  1. heb voldragen
  2. hebt voldragen
  3. heeft voldragen
  4. hebben voldragen
  5. hebben voldragen
  6. hebben voldragen
v.v.t.
  1. had voldragen
  2. had voldragen
  3. had voldragen
  4. hadden voldragen
  5. hadden voldragen
  6. hadden voldragen
o.t.t.t.
  1. zal voldragen
  2. zult voldragen
  3. zal voldragen
  4. zullen voldragen
  5. zullen voldragen
  6. zullen voldragen
o.v.t.t.
  1. zou voldragen
  2. zou voldragen
  3. zou voldragen
  4. zouden voldragen
  5. zouden voldragen
  6. zouden voldragen
diversen
  1. voldraag!
  2. voldraagt!
  3. voldragen
  4. voldragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für voldragen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
vuxen M; Mature; meerderjarige; volwassene
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bära ut ten einde dragen; uitdragen; voldragen naar buiten dragen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
färdigutvecklad rijp; voldragen
färdigutvecklat rijp; voldragen
moget rijp; voldragen belegen
vuxen rijp; voldragen mondig; puberaal; voor zichzelf opkomend
vuxet rijp; voldragen uitgegroeid; volgroeid; volwassen