Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für vlokken (Niederländisch) ins Schwedisch
vlokken:
-
vlokken (pluizen)
Konjugationen für vlokken:
o.t.t.
- vlok
- vlokt
- vlokt
- vlokken
- vlokken
- vlokken
o.v.t.
- vlokte
- vlokte
- vlokte
- vlokten
- vlokten
- vlokten
v.t.t.
- heb gevlokt
- hebt gevlokt
- heeft gevlokt
- hebben gevlokt
- hebben gevlokt
- hebben gevlokt
v.v.t.
- had gevlokt
- had gevlokt
- had gevlokt
- hadden gevlokt
- hadden gevlokt
- hadden gevlokt
o.t.t.t.
- zal vlokken
- zult vlokken
- zal vlokken
- zullen vlokken
- zullen vlokken
- zullen vlokken
o.v.t.t.
- zou vlokken
- zou vlokken
- zou vlokken
- zouden vlokken
- zouden vlokken
- zouden vlokken
diversen
- vlok!
- vlokt!
- gevlokt
- vlokken
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vlokken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
flagna | pluizen; vlokken | |
ludda | pluizen; vlokken |
Verwandte Wörter für "vlokken":
vlok:
-
de vlok (dotje)
Übersetzung Matrix für vlok:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
flaga | dotje; vlok | spaander |
flak | dotje; vlok | |
flinga | dotje; vlok | |
flisa | dotje; vlok | diggel; fiche; scherf; splinter |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
flisa | splinteren; tot splinters breken |