Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- verwisselen:
-
Wiktionary:
- verwisselen → byta, missta, missförstå, överflytta
Niederländisch
Detailübersetzungen für verwisselen (Niederländisch) ins Schwedisch
verwisselen:
-
verwisselen (afwisselen; veranderen; wijzigen; herzien)
-
verwisselen (inwisselen; ruilen; omwisselen; wisselen; verruilen; omruilen)
-
verwisselen (omruilen; ruilen; wisselen; omwisselen)
-
verwisselen (converteren; omzetten)
-
verwisselen (met elkaar verwarren)
-
verwisselen (remplaceren; vervangen; vernieuwen; aflossen)
Konjugationen für verwisselen:
o.t.t.
- verwissel
- verwisselt
- verwisselt
- verwisselen
- verwisselen
- verwisselen
o.v.t.
- verwisselde
- verwisselde
- verwisselde
- verwisselden
- verwisselden
- verwisselden
v.t.t.
- heb verwisseld
- hebt verwisseld
- heeft verwisseld
- hebben verwisseld
- hebben verwisseld
- hebben verwisseld
v.v.t.
- had verwisseld
- had verwisseld
- had verwisseld
- hadden verwisseld
- hadden verwisseld
- hadden verwisseld
o.t.t.t.
- zal verwisselen
- zult verwisselen
- zal verwisselen
- zullen verwisselen
- zullen verwisselen
- zullen verwisselen
o.v.t.t.
- zou verwisselen
- zou verwisselen
- zou verwisselen
- zouden verwisselen
- zouden verwisselen
- zouden verwisselen
diversen
- verwissel!
- verwisselt!
- verwisseld
- verwisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verwisselen:
Wiktionary Übersetzungen für verwisselen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verwisselen | → byta | ↔ change — to replace |
• verwisselen | → missta; missförstå | ↔ mistake — To take one thing for another |
• verwisselen | → överflytta | ↔ transposer — changer de place, intervertir |