Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. verviervoudigen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verviervoudigen (Niederländisch) ins Schwedisch

verviervoudigen:

verviervoudigen Verb (verviervoudig, verviervoudigt, verviervoudigde, verviervoudigden, verviervoudigd)

  1. verviervoudigen
    fyrfaldiga
    • fyrfaldiga Verb (fyrfaldigar, fyrfaldigade, fyrfaldigat)

Konjugationen für verviervoudigen:

o.t.t.
  1. verviervoudig
  2. verviervoudigt
  3. verviervoudigt
  4. verviervoudigen
  5. verviervoudigen
  6. verviervoudigen
o.v.t.
  1. verviervoudigde
  2. verviervoudigde
  3. verviervoudigde
  4. verviervoudigden
  5. verviervoudigden
  6. verviervoudigden
v.t.t.
  1. heb verviervoudigd
  2. hebt verviervoudigd
  3. heeft verviervoudigd
  4. hebben verviervoudigd
  5. hebben verviervoudigd
  6. hebben verviervoudigd
v.v.t.
  1. had verviervoudigd
  2. had verviervoudigd
  3. had verviervoudigd
  4. hadden verviervoudigd
  5. hadden verviervoudigd
  6. hadden verviervoudigd
o.t.t.t.
  1. zal verviervoudigen
  2. zult verviervoudigen
  3. zal verviervoudigen
  4. zullen verviervoudigen
  5. zullen verviervoudigen
  6. zullen verviervoudigen
o.v.t.t.
  1. zou verviervoudigen
  2. zou verviervoudigen
  3. zou verviervoudigen
  4. zouden verviervoudigen
  5. zouden verviervoudigen
  6. zouden verviervoudigen
diversen
  1. verviervoudig!
  2. verviervoudigt!
  3. verviervoudigd
  4. verviervoudigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verviervoudigen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fyrfaldiga verviervoudigen