Niederländisch
Detailübersetzungen für vertolken (Niederländisch) ins Schwedisch
vertolken:
-
vertolken (vertalen; translateren; overbrengen)
-
vertolken (uitdrukking geven aan; uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan)
-
vertolken (vertalen; translateren; overzetten)
-
vertolken (vertalen; interpreteren)
-
vertolken (verpersonificeren; uitbeelden; verbeelden)
Konjugationen für vertolken:
o.t.t.
- vertolk
- vertolkt
- vertolkt
- vertolken
- vertolken
- vertolken
o.v.t.
- vertolkte
- vertolkte
- vertolkte
- vertolkten
- vertolkten
- vertolkten
v.t.t.
- heb vertolkt
- hebt vertolkt
- heeft vertolkt
- hebben vertolkt
- hebben vertolkt
- hebben vertolkt
v.v.t.
- had vertolkt
- had vertolkt
- had vertolkt
- hadden vertolkt
- hadden vertolkt
- hadden vertolkt
o.t.t.t.
- zal vertolken
- zult vertolken
- zal vertolken
- zullen vertolken
- zullen vertolken
- zullen vertolken
o.v.t.t.
- zou vertolken
- zou vertolken
- zou vertolken
- zouden vertolken
- zouden vertolken
- zouden vertolken
diversen
- vertolk!
- vertolkt!
- vertolkt
- vertolkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vertolken:
Computerübersetzung von Drittern: