Niederländisch
Detailübersetzungen für vertederen (Niederländisch) ins Schwedisch
vertederen:
-
vertederen
Konjugationen für vertederen:
o.t.t.
- verteder
- vertedert
- vertedert
- vertederen
- vertederen
- vertederen
o.v.t.
- vertederde
- vertederde
- vertederde
- vertederden
- vertederden
- vertederden
v.t.t.
- heb vertederd
- hebt vertederd
- heeft vertederd
- hebben vertederd
- hebben vertederd
- hebben vertederd
v.v.t.
- had vertederd
- had vertederd
- had vertederd
- hadden vertederd
- hadden vertederd
- hadden vertederd
o.t.t.t.
- zal vertederen
- zult vertederen
- zal vertederen
- zullen vertederen
- zullen vertederen
- zullen vertederen
o.v.t.t.
- zou vertederen
- zou vertederen
- zou vertederen
- zouden vertederen
- zouden vertederen
- zouden vertederen
diversen
- verteder!
- vertedert!
- vertederd
- vertederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vertederen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
lindra | vertederen | bedaren; beschijnen; kalmeren; lenigen; lessen; opluchten; stillen; sussen; tot kalmte manen; verlichten; vermurwen; vervriendelijken; verzachten |
mildra | vertederen | lessen; stillen; vervriendelijken; verzachten |
mjuka upp | vertederen | ontharden; verweken; zachtmaken |
Computerübersetzung von Drittern: