Niederländisch
Detailübersetzungen für verscherpen (Niederländisch) ins Schwedisch
verscherpen:
-
verscherpen (aanhalen)
Konjugationen für verscherpen:
o.t.t.
- verscherp
- verscherpt
- verscherpt
- verscherpen
- verscherpen
- verscherpen
o.v.t.
- verscherpte
- verscherpte
- verscherpte
- verscherpten
- verscherpten
- verscherpten
v.t.t.
- heb verscherpt
- hebt verscherpt
- heeft verscherpt
- hebben verscherpt
- hebben verscherpt
- hebben verscherpt
v.v.t.
- had verscherpt
- had verscherpt
- had verscherpt
- hadden verscherpt
- hadden verscherpt
- hadden verscherpt
o.t.t.t.
- zal verscherpen
- zult verscherpen
- zal verscherpen
- zullen verscherpen
- zullen verscherpen
- zullen verscherpen
o.v.t.t.
- zou verscherpen
- zou verscherpen
- zou verscherpen
- zouden verscherpen
- zouden verscherpen
- zouden verscherpen
diversen
- verscherp!
- verscherpt!
- verscherpt
- verscherpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verscherpen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skärpa | bij de pinken zijn; geslepenheid; gewiekstheid; het bijtende; het nare; in vorm zijn; nauwheid; scherpte; smalheid; verstaanbaarheid | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skärpa | aanhalen; verscherpen | aanpunten; scherp maken; slijpen |