Niederländisch
Detailübersetzungen für verraden (Niederländisch) ins Schwedisch
verraden:
-
verraden (uitbrengen; verklikken; verklappen; aangeven; verlinken; aanbrengen)
-
verraden (verklikken; verklappen; klikken; verlinken)
-
verraden (verklappen; doorslaan)
Konjugationen für verraden:
o.t.t.
- verraad
- verraadt
- verraadt
- verraden
- verraden
- verraden
o.v.t.
- verried
- verried
- verried
- verrieden
- verrieden
- verrieden
v.t.t.
- heb verraden
- hebt verraden
- heeft verraden
- hebben verraden
- hebben verraden
- hebben verraden
v.v.t.
- had verraden
- had verraden
- had verraden
- hadden verraden
- hadden verraden
- hadden verraden
o.t.t.t.
- zal verraden
- zult verraden
- zal verraden
- zullen verraden
- zullen verraden
- zullen verraden
o.v.t.t.
- zou verraden
- zou verraden
- zou verraden
- zouden verraden
- zouden verraden
- zouden verraden
diversen
- verraad!
- verraadt!
- verraden
- verradend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze