Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. verpatsen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verpatsen (Niederländisch) ins Schwedisch

verpatsen:

verpatsen Verb (verpats, verpatst, verpatste, verpatsten, verpatst)

  1. verpatsen (belenen; verpanden)
    panta; låna pengar på
    • panta Verb (panter, pantte, pant)
    • låna pengar på Verb (lånar pengar på, lånade pengar på, lånat pengar på)

Konjugationen für verpatsen:

o.t.t.
  1. verpats
  2. verpatst
  3. verpatst
  4. verpatsen
  5. verpatsen
  6. verpatsen
o.v.t.
  1. verpatste
  2. verpatste
  3. verpatste
  4. verpatsten
  5. verpatsten
  6. verpatsten
v.t.t.
  1. heb verpatst
  2. hebt verpatst
  3. heeft verpatst
  4. hebben verpatst
  5. hebben verpatst
  6. hebben verpatst
v.v.t.
  1. had verpatst
  2. had verpatst
  3. had verpatst
  4. hadden verpatst
  5. hadden verpatst
  6. hadden verpatst
o.t.t.t.
  1. zal verpatsen
  2. zult verpatsen
  3. zal verpatsen
  4. zullen verpatsen
  5. zullen verpatsen
  6. zullen verpatsen
o.v.t.t.
  1. zou verpatsen
  2. zou verpatsen
  3. zou verpatsen
  4. zouden verpatsen
  5. zouden verpatsen
  6. zouden verpatsen
diversen
  1. verpats!
  2. verpatst!
  3. verpatst
  4. verpatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verpatsen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
låna pengar på belenen; verpanden; verpatsen
panta belenen; verpanden; verpatsen

Verwandte Definitionen für "verpatsen":

  1. het verkopen om aan geld te komen1
    • hij heeft zijn dure horloge verpatst1