Niederländisch
Detailübersetzungen für verhuren (Niederländisch) ins Schwedisch
verhuren:
-
verhuren
Konjugationen für verhuren:
o.t.t.
- verhuur
- verhuurt
- verhuurt
- verhuren
- verhuren
- verhuren
o.v.t.
- verhuurde
- verhuurde
- verhuurde
- verhuurden
- verhuurden
- verhuurden
v.t.t.
- heb verhuurd
- hebt verhuurd
- heeft verhuurd
- hebben verhuurd
- hebben verhuurd
- hebben verhuurd
v.v.t.
- had verhuurd
- had verhuurd
- had verhuurd
- hadden verhuurd
- hadden verhuurd
- hadden verhuurd
o.t.t.t.
- zal verhuren
- zult verhuren
- zal verhuren
- zullen verhuren
- zullen verhuren
- zullen verhuren
o.v.t.t.
- zou verhuren
- zou verhuren
- zou verhuren
- zouden verhuren
- zouden verhuren
- zouden verhuren
diversen
- verhuur!
- verhuurt!
- verhuurd
- verhurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verhuren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hyra | huurcontract; pacht | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hyra | verhuren | aannemen; aantrekken; afhuren; charteren; detacheren; huren; in dienst nemen; inhuren; pachten; tewerkstellen; uitzenden |
hyra ut | verhuren | verpachten |
låta | verhuren | geluid maken; overlaten |