Niederländisch
Detailübersetzungen für verheugen (Niederländisch) ins Schwedisch
verheugen:
-
verheugen
Konjugationen für verheugen:
o.t.t.
- verheug
- verheugt
- verheugt
- verheugen
- verheugen
- verheugen
o.v.t.
- verheugde
- verheugde
- verheugde
- verheugden
- verheugden
- verheugden
v.t.t.
- heb verheugd
- hebt verheugd
- heeft verheugd
- hebben verheugd
- hebben verheugd
- hebben verheugd
v.v.t.
- had verheugd
- had verheugd
- had verheugd
- hadden verheugd
- hadden verheugd
- hadden verheugd
o.t.t.t.
- zal verheugen
- zult verheugen
- zal verheugen
- zullen verheugen
- zullen verheugen
- zullen verheugen
o.v.t.t.
- zou verheugen
- zou verheugen
- zou verheugen
- zouden verheugen
- zouden verheugen
- zouden verheugen
en verder
- ben verheugd
- bent verheugd
- is verheugd
- zijn verheugd
- zijn verheugd
- zijn verheugd
diversen
- verheug!
- verheugt!
- verheugd
- verheugend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verheugen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
göra glad | verheugen | blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden |