Niederländisch
Detailübersetzungen für verheerlijkt (Niederländisch) ins Schwedisch
verheerlijkt:
-
verheerlijkt (heilig; glorierijk; zalig)
fantastiskt; utomordentligt; underbart; fantastisk; härlig; praktfullt; underbar; härligt-
fantastiskt Adjektiv
-
utomordentligt Adjektiv
-
underbart Adjektiv
-
fantastisk Adjektiv
-
härlig Adjektiv
-
praktfullt Adjektiv
-
underbar Adjektiv
-
härligt Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für verheerlijkt:
verheerlijken:
-
verheerlijken (met een roze bril bezien; romantiseren)
se igenom rosa glasögon-
se igenom rosa glasögon Verb (ser igenom rosa glasögen, såg igenom rosa glasögen, sett igenom rosa glasögen)
-
Konjugationen für verheerlijken:
o.t.t.
- verheerlijk
- verheerlijkt
- verheerlijkt
- verheerlijken
- verheerlijken
- verheerlijken
o.v.t.
- verheerlijkte
- verheerlijkte
- verheerlijkte
- verheerlijkten
- verheerlijkten
- verheerlijkten
v.t.t.
- heb verheerlijkt
- hebt verheerlijkt
- heeft verheerlijkt
- hebben verheerlijkt
- hebben verheerlijkt
- hebben verheerlijkt
v.v.t.
- had verheerlijkt
- had verheerlijkt
- had verheerlijkt
- hadden verheerlijkt
- hadden verheerlijkt
- hadden verheerlijkt
o.t.t.t.
- zal verheerlijken
- zult verheerlijken
- zal verheerlijken
- zullen verheerlijken
- zullen verheerlijken
- zullen verheerlijken
o.v.t.t.
- zou verheerlijken
- zou verheerlijken
- zou verheerlijken
- zouden verheerlijken
- zouden verheerlijken
- zouden verheerlijken
diversen
- verheerlijk!
- verheerlijkt!
- verheerlijkt
- verheerlijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verheerlijken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
älskade | prijzen; roemen; verheerlijken | beminde; duifje; geliefde; hartje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; schatteboutje; scheetje; snoes; troetels; vriendin |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
se igenom rosa glasögon | met een roze bril bezien; romantiseren; verheerlijken | |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
älskade | bevallig; lief |