Niederländisch
Detailübersetzungen für verbuigen (Niederländisch) ins Schwedisch
verbuigen:
-
verbuigen (declineren; vervoegen)
-
verbuigen (ombuigen; krom buigen)
Konjugationen für verbuigen:
o.t.t.
- verbuig
- verbuigt
- verbuigt
- verbuigen
- verbuigen
- verbuigen
o.v.t.
- verboog
- verboog
- verboog
- verbogen
- verbogen
- verbogen
v.t.t.
- heb verbogen
- hebt verbogen
- heeft verbogen
- hebben verbogen
- hebben verbogen
- hebben verbogen
v.v.t.
- had verbogen
- had verbogen
- had verbogen
- hadden verbogen
- hadden verbogen
- hadden verbogen
o.t.t.t.
- zal verbuigen
- zult verbuigen
- zal verbuigen
- zullen verbuigen
- zullen verbuigen
- zullen verbuigen
o.v.t.t.
- zou verbuigen
- zou verbuigen
- zou verbuigen
- zouden verbuigen
- zouden verbuigen
- zouden verbuigen
diversen
- verbuig!
- verbuigt!
- verbogen
- verbuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verbuigen (declineren)
Übersetzung Matrix für verbuigen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
böja | buiging; kromming | |
böjning | declineren; verbuigen | bocht; buiging; draai; draaiing; genegenheid; inclinatie; kromming; kromte |
deklination | declineren; verbuigen | |
kasusböjning | declineren; verbuigen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
böja | declineren; krom buigen; ombuigen; verbuigen; vervoegen | buigen; doen buigen; krombuigen; ombuigen |
böja grammatiskt | declineren; verbuigen; vervoegen | |
deklinera | declineren; verbuigen; vervoegen | |
konjugera | declineren; verbuigen; vervoegen | |
kröka | krom buigen; ombuigen; verbuigen |