Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. verboemelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verboemelen (Niederländisch) ins Schwedisch

verboemelen:

verboemelen Verb (verboemel, verboemelt, verboemelde, verboemelden, verboemeld)

  1. verboemelen (verbrassen; verspillen; verkwanselen; verkwisten; verkopen)
    öda; slösa
    • öda Verb (ödar, ödade, ödat)
    • slösa Verb (slösar, slösade, slösat)

Konjugationen für verboemelen:

o.t.t.
  1. verboemel
  2. verboemelt
  3. verboemelt
  4. verboemelen
  5. verboemelen
  6. verboemelen
o.v.t.
  1. verboemelde
  2. verboemelde
  3. verboemelde
  4. verboemelden
  5. verboemelden
  6. verboemelden
v.t.t.
  1. heb verboemeld
  2. hebt verboemeld
  3. heeft verboemeld
  4. hebben verboemeld
  5. hebben verboemeld
  6. hebben verboemeld
v.v.t.
  1. had verboemeld
  2. had verboemeld
  3. had verboemeld
  4. hadden verboemeld
  5. hadden verboemeld
  6. hadden verboemeld
o.t.t.t.
  1. zal verboemelen
  2. zult verboemelen
  3. zal verboemelen
  4. zullen verboemelen
  5. zullen verboemelen
  6. zullen verboemelen
o.v.t.t.
  1. zou verboemelen
  2. zou verboemelen
  3. zou verboemelen
  4. zouden verboemelen
  5. zouden verboemelen
  6. zouden verboemelen
diversen
  1. verboemel!
  2. verboemelt!
  3. verboemeld
  4. verboemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verboemelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
slösa verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen verdoen; verspillen
öda verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen