Niederländisch
Detailübersetzungen für vast beloven (Niederländisch) ins Schwedisch
vast beloven:
-
vast beloven (garanderen; verzekeren; waarborgen; instaan voor)
Konjugationen für vast beloven:
o.t.t.
- beloof vast
- belooft vast
- belooft vast
- beloven vast
- beloven vast
- beloven vast
o.v.t.
- beloofde vast
- beloofde vast
- beloofde vast
- beloofden vast
- beloofden vast
- beloofden vast
v.t.t.
- heb vast beloofd
- hebt vast beloofd
- heeft vast beloofd
- hebben vast beloofd
- hebben vast beloofd
- hebben vast beloofd
v.v.t.
- had vast beloofd
- had vast beloofd
- had vast beloofd
- hadden vast beloofd
- hadden vast beloofd
- hadden vast beloofd
o.t.t.t.
- zal vast beloven
- zult vast beloven
- zal vast beloven
- zullen vast beloven
- zullen vast beloven
- zullen vast beloven
o.v.t.t.
- zou vast beloven
- zou vast beloven
- zou vast beloven
- zouden vast beloven
- zouden vast beloven
- zouden vast beloven
en verder
- ben vast beloofd
- bent vast beloofd
- is vast beloofd
- zijn vast beloofd
- zijn vast beloofd
- zijn vast beloofd
diversen
- beloof vast!
- belooft vast!
- vast beloofd
- vast belovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vast beloven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
garantera | garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen | vergewissen |