Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. uitwasemen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitwasemen (Niederländisch) ins Schwedisch

uitwasemen:

uitwasemen Verb (wasem uit, wasemt uit, wasemde uit, wasemden uit, uitgewasemd)

  1. uitwasemen (stomen; dampen; wasemen)
    dämpa
    • dämpa Verb (dämpar, dämpade, dämpat)

Konjugationen für uitwasemen:

o.t.t.
  1. wasem uit
  2. wasemt uit
  3. wasemt uit
  4. wasemen uit
  5. wasemen uit
  6. wasemen uit
o.v.t.
  1. wasemde uit
  2. wasemde uit
  3. wasemde uit
  4. wasemden uit
  5. wasemden uit
  6. wasemden uit
v.t.t.
  1. heb uitgewasemd
  2. hebt uitgewasemd
  3. heeft uitgewasemd
  4. hebben uitgewasemd
  5. hebben uitgewasemd
  6. hebben uitgewasemd
v.v.t.
  1. had uitgewasemd
  2. had uitgewasemd
  3. had uitgewasemd
  4. hadden uitgewasemd
  5. hadden uitgewasemd
  6. hadden uitgewasemd
o.t.t.t.
  1. zal uitwasemen
  2. zult uitwasemen
  3. zal uitwasemen
  4. zullen uitwasemen
  5. zullen uitwasemen
  6. zullen uitwasemen
o.v.t.t.
  1. zou uitwasemen
  2. zou uitwasemen
  3. zou uitwasemen
  4. zouden uitwasemen
  5. zouden uitwasemen
  6. zouden uitwasemen
en verder
  1. ben uitgewasemd
  2. bent uitgewasemd
  3. is uitgewasemd
  4. zijn uitgewasemd
  5. zijn uitgewasemd
  6. zijn uitgewasemd
diversen
  1. wasem uit!
  2. wasemt uit!
  3. uitgewasemd
  4. uitwasemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitwasemen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dämpa dampen; stomen; uitwasemen; wasemen dimmen; lessen; stillen; temperen; vervriendelijken; verzachten