Niederländisch
Detailübersetzungen für uitsliepen (Niederländisch) ins Schwedisch
uitsliepen:
-
uitsliepen
Übersetzung Matrix für uitsliepen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förakta | uitsliepen | benijden; haten; laten passeren; misgunnen; niet gunnen; versmaden |
hånle | uitsliepen | schamperen |
uitsliepen form of uitslapen:
-
uitslapen
Konjugationen für uitslapen:
o.t.t.
- slaap uit
- slaapt uit
- slaapt uit
- slapen uit
- slapen uit
- slapen uit
o.v.t.
- sliep uit
- sliep uit
- sliep uit
- sliepen uit
- sliepen uit
- sliepen uit
v.t.t.
- heb uitgeslapen
- hebt uitgeslapen
- heeft uitgeslapen
- hebben uitgeslapen
- hebben uitgeslapen
- hebben uitgeslapen
v.v.t.
- had uitgeslapen
- had uitgeslapen
- had uitgeslapen
- hadden uitgeslapen
- hadden uitgeslapen
- hadden uitgeslapen
o.t.t.t.
- zal uitslapen
- zult uitslapen
- zal uitslapen
- zullen uitslapen
- zullen uitslapen
- zullen uitslapen
o.v.t.t.
- zou uitslapen
- zou uitslapen
- zou uitslapen
- zouden uitslapen
- zouden uitslapen
- zouden uitslapen
en verder
- ben uitgeslapen
- bent uitgeslapen
- is uitgeslapen
- zijn uitgeslapen
- zijn uitgeslapen
- zijn uitgeslapen
diversen
- slaap uit!
- slaapt uit!
- uitgeslapen
- uitslapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uitslapen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
sova ut | uitslapen |