Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. uitscheuren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitscheuren (Niederländisch) ins Schwedisch

uitscheuren:

uitscheuren Verb (scheur uit, scheurt uit, scheurde uit, scheurden uit, uitgescheurd)

  1. uitscheuren (uitrukken)
    riva ut
    • riva ut Verb (river ut, rev ut, rivit ut)

Konjugationen für uitscheuren:

o.t.t.
  1. scheur uit
  2. scheurt uit
  3. scheurt uit
  4. scheuren uit
  5. scheuren uit
  6. scheuren uit
o.v.t.
  1. scheurde uit
  2. scheurde uit
  3. scheurde uit
  4. scheurden uit
  5. scheurden uit
  6. scheurden uit
v.t.t.
  1. ben uitgescheurd
  2. bent uitgescheurd
  3. is uitgescheurd
  4. zijn uitgescheurd
  5. zijn uitgescheurd
  6. zijn uitgescheurd
v.v.t.
  1. was uitgescheurd
  2. was uitgescheurd
  3. was uitgescheurd
  4. waren uitgescheurd
  5. waren uitgescheurd
  6. waren uitgescheurd
o.t.t.t.
  1. zal uitscheuren
  2. zult uitscheuren
  3. zal uitscheuren
  4. zullen uitscheuren
  5. zullen uitscheuren
  6. zullen uitscheuren
o.v.t.t.
  1. zou uitscheuren
  2. zou uitscheuren
  3. zou uitscheuren
  4. zouden uitscheuren
  5. zouden uitscheuren
  6. zouden uitscheuren
diversen
  1. scheur uit!
  2. scheurt uit!
  3. uitgescheurd
  4. uitscheurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitscheuren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
riva ut uitrukken; uitscheuren inscheuren; scheuren

Verwandte Übersetzungen für uitscheuren