Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. trouwhartigheid:
  2. trouwhartig:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für trouwhartigheid (Niederländisch) ins Schwedisch

trouwhartigheid:

trouwhartigheid [znw.] Nomen

  1. trouwhartigheid (loyaliteit; trouw; getrouwheid)
    lojalitet

Übersetzung Matrix für trouwhartigheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lojalitet getrouwheid; loyaliteit; trouw; trouwhartigheid

Verwandte Wörter für "trouwhartigheid":


Wiktionary Übersetzungen für trouwhartigheid:


Cross Translation:
FromToVia
trouwhartigheid lojalitet allegiance — loyalty to some cause, nation or ruler

trouwhartig:

trouwhartig Adjektiv

  1. trouwhartig (eerlijk; rondborstig; oprecht; fideel; openhartig)
    ärligt; ärlig

Übersetzung Matrix für trouwhartig:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ärlig eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig braaf; deugdzaam; eerlijk; ernstig; fair; lief; ongeveinsd; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; ronduit; serieus; voorbeeldig; werkelijk menend; zoet
ärligt eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig braaf; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; ernstig; fair; frank; gemeend; lief; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rechttoe; ronduit; serieus; stoutmoedig; voorbeeldig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit; werkelijk menend; zedig; zoet

Verwandte Wörter für "trouwhartig":


Wiktionary Übersetzungen für trouwhartig:


Cross Translation:
FromToVia
trouwhartig rak; rät; lojal droit — Qui est du côté opposé à celui de son cœur (en supposant que son cœur est du même côté que pour la majorité des être humain), ou encore du côté de celui de la main qui sert à écrire chez la majorité (dans le cas où on parle de soi, car on utilise cet adjectif en adoptant le point de vue de la
trouwhartig hederlig; rättskaffens; hygglig; artig; hövlig; ärbar; anständig; tillbörlig; skälig; lagom honnête — Qui est conforme à la vertu, à la probité, à l’honneur.