Niederländisch
Detailübersetzungen für toebereiden (Niederländisch) ins Schwedisch
toebereiden:
-
toebereiden (marineren)
-
toebereiden (bereiden; klaarmaken; gereed maken; brouwen)
Konjugationen für toebereiden:
o.t.t.
- bereid toe
- bereidt toe
- bereidt toe
- bereiden toe
- bereiden toe
- bereiden toe
o.v.t.
- bereidde toe
- bereidde toe
- bereidde toe
- bereidden toe
- bereidden toe
- bereidden toe
v.t.t.
- heb toebereid
- hebt toebereid
- heeft toebereid
- hebben toebereid
- hebben toebereid
- hebben toebereid
v.v.t.
- had toebereid
- had toebereid
- had toebereid
- hadden toebereid
- hadden toebereid
- hadden toebereid
o.t.t.t.
- zal toebereiden
- zult toebereiden
- zal toebereiden
- zullen toebereiden
- zullen toebereiden
- zullen toebereiden
o.v.t.t.
- zou toebereiden
- zou toebereiden
- zou toebereiden
- zouden toebereiden
- zouden toebereiden
- zouden toebereiden
en verder
- ben toebereid
- bent toebereid
- is toebereid
- zijn toebereid
- zijn toebereid
- zijn toebereid
diversen
- bereid toe!
- bereidt toe!
- toebereid
- toebereidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
toebereiden
förberädande-
förberädande Nomen
-
Übersetzung Matrix für toebereiden:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förberädande | toebereiden | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förbereda | bereiden; brouwen; gereed maken; klaarmaken; toebereiden | alvast neerzetten; gereedmaken; inwerken; klaar leggen; klaarmaken; klaarzetten; prepareren; uitspreiden; voorbereiden; voorbereiden op; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorwerken |
göra i ordning | bereiden; brouwen; gereed maken; klaarmaken; toebereiden | afdoen; in orde maken; klaren; regelen; schikken |
iordningställa | bereiden; brouwen; gereed maken; klaarmaken; toebereiden | aanpassen; geschikt maken |
marinera | marineren; toebereiden | inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten |