Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. telegraferen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für telegraferen (Niederländisch) ins Schwedisch

telegraferen:

telegraferen Verb (telegrafeer, telegrafeert, telegrafeerde, telegrafeerden, getelegrafeerd)

  1. telegraferen
    telegrafera
    • telegrafera Verb (telegraferar, telegraferade, telegraferat)

Konjugationen für telegraferen:

o.t.t.
  1. telegrafeer
  2. telegrafeert
  3. telegrafeert
  4. telegraferen
  5. telegraferen
  6. telegraferen
o.v.t.
  1. telegrafeerde
  2. telegrafeerde
  3. telegrafeerde
  4. telegrafeerden
  5. telegrafeerden
  6. telegrafeerden
v.t.t.
  1. heb getelegrafeerd
  2. hebt getelegrafeerd
  3. heeft getelegrafeerd
  4. hebben getelegrafeerd
  5. hebben getelegrafeerd
  6. hebben getelegrafeerd
v.v.t.
  1. had getelegrafeerd
  2. had getelegrafeerd
  3. had getelegrafeerd
  4. hadden getelegrafeerd
  5. hadden getelegrafeerd
  6. hadden getelegrafeerd
o.t.t.t.
  1. zal telegraferen
  2. zult telegraferen
  3. zal telegraferen
  4. zullen telegraferen
  5. zullen telegraferen
  6. zullen telegraferen
o.v.t.t.
  1. zou telegraferen
  2. zou telegraferen
  3. zou telegraferen
  4. zouden telegraferen
  5. zouden telegraferen
  6. zouden telegraferen
en verder
  1. ben getelegrafeerd
  2. bent getelegrafeerd
  3. is getelegrafeerd
  4. zijn getelegrafeerd
  5. zijn getelegrafeerd
  6. zijn getelegrafeerd
diversen
  1. telegrafeer!
  2. telegrafeert!
  3. getelegrafeerd
  4. telegraferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für telegraferen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
telegrafera telegraferen

Wiktionary Übersetzungen für telegraferen:


Cross Translation:
FromToVia
telegraferen deponera déposer — Traductions à trier suivant le sens