Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. stouwen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für stouwen (Niederländisch) ins Schwedisch

stouwen:

stouwen Verb (stouw, stouwt, stouwde, stouwden, gestouwd)

  1. stouwen
    stuva; packa in
    • stuva Verb (stuvar, stuvade, stuvat)
    • packa in Verb (packar in, packade in, packat in)

Konjugationen für stouwen:

o.t.t.
  1. stouw
  2. stouwt
  3. stouwt
  4. stouwen
  5. stouwen
  6. stouwen
o.v.t.
  1. stouwde
  2. stouwde
  3. stouwde
  4. stouwden
  5. stouwden
  6. stouwden
v.t.t.
  1. heb gestouwd
  2. hebt gestouwd
  3. heeft gestouwd
  4. hebben gestouwd
  5. hebben gestouwd
  6. hebben gestouwd
v.v.t.
  1. had gestouwd
  2. had gestouwd
  3. had gestouwd
  4. hadden gestouwd
  5. hadden gestouwd
  6. hadden gestouwd
o.t.t.t.
  1. zal stouwen
  2. zult stouwen
  3. zal stouwen
  4. zullen stouwen
  5. zullen stouwen
  6. zullen stouwen
o.v.t.t.
  1. zou stouwen
  2. zou stouwen
  3. zou stouwen
  4. zouden stouwen
  5. zouden stouwen
  6. zouden stouwen
en verder
  1. ben gestouwd
  2. bent gestouwd
  3. is gestouwd
  4. zijn gestouwd
  5. zijn gestouwd
  6. zijn gestouwd
diversen
  1. stouw!
  2. stouwt!
  3. gestouwd
  4. stouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für stouwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
packa in stouwen emballeren; inpakken
stuva stouwen stoven