Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. start:
  2. starten:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für start (Niederländisch) ins Schwedisch

start:

start [de ~ (m)] Nomen

  1. de start (aanvang; begin; opening; inzet)
  2. de start (openingsplechtigheid)
  3. de start

Übersetzung Matrix für start:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
början aanvang; begin; inzet; opening; start beginne; beginstadium
öppningsritual openingsplechtigheid; start
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
starta aanvangen; beginnen; in werking stellen; initialiseren; initiëren; intreden; inzetten; op gang brengen; op gang komen; oprichten; opstarten; optrekken; overeindzetten; starten; van start gaan
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
starta start opstarten

Verwandte Wörter für "start":


Wiktionary Übersetzungen für start:


Cross Translation:
FromToVia
start start départ — Début

starten:

starten Verb (start, startte, startten, gestart)

  1. starten (aanvangen; beginnen; van start gaan)
    börja; begynna; starta
    • börja Verb (börjar, började, börjat)
    • begynna Verb (begynnar, begynnade, begynnat)
    • starta Verb (startar, startade, startat)
  2. starten (inluiden; beginnen)
    proklamera; inleda; förebåda; förkunna
    • proklamera Verb (proklamerar, proklamerade, proklamerat)
    • inleda Verb (inledar, inledade, inledat)
    • förebåda Verb (förebådar, förebådade, förebådat)
    • förkunna Verb (förkunnar, förkunnade, förkunnat)
  3. starten (gesprek aanknopen; ter sprake brengen; aansnijden; )
    ta upp; föra på tal
    • ta upp Verb (tar upp, tog upp, tagit upp)
    • föra på tal Verb (för på tal, förde på tal, fört på tal)
  4. starten (inschakelen; aanzetten; aandoen; aanmaken)
    koppla på; slå på; tända på; koppla in
    • koppla på Verb (kopplar på, kopplade på, kopplat på)
    • slå på Verb (slår på, slog på, slagit på)
    • tända på Verb (tänder på, tändde på, tänt på)
    • koppla in Verb (kopplar in, kopplade in, kopplat in)

Konjugationen für starten:

o.t.t.
  1. start
  2. start
  3. start
  4. starten
  5. starten
  6. starten
o.v.t.
  1. startte
  2. startte
  3. startte
  4. startten
  5. startten
  6. startten
v.t.t.
  1. heb gestart
  2. hebt gestart
  3. heeft gestart
  4. hebben gestart
  5. hebben gestart
  6. hebben gestart
v.v.t.
  1. had gestart
  2. had gestart
  3. had gestart
  4. hadden gestart
  5. hadden gestart
  6. hadden gestart
o.t.t.t.
  1. zal starten
  2. zult starten
  3. zal starten
  4. zullen starten
  5. zullen starten
  6. zullen starten
o.v.t.t.
  1. zou starten
  2. zou starten
  3. zou starten
  4. zouden starten
  5. zouden starten
  6. zouden starten
en verder
  1. ben gestart
  2. bent gestart
  3. is gestart
  4. zijn gestart
  5. zijn gestart
  6. zijn gestart
diversen
  1. start!
  2. startt!
  3. gestart
  4. startend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für starten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
börja aanheffen; inzetten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
begynna aanvangen; beginnen; starten; van start gaan aanbreken; beginnen; een begin nemen
börja aanvangen; beginnen; starten; van start gaan aanbreken; beginnen; beginnen met werk; beginnen te werken; een begin nemen; intreden; inzetten; op gang komen
föra på tal aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
förebåda beginnen; inluiden; starten
förkunna beginnen; inluiden; starten aankondigen; afkondigen; afroepen; annonceren; bekendmaken; iets aankondigen; namen afroepen; omroepen; proclameren
inleda beginnen; inluiden; starten binnen brengen; binnenleiden
koppla in aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten
koppla på aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten aanlijnen
proklamera beginnen; inluiden; starten afkondigen; bekendmaken; decreteren; ordonneren; proclameren; verordenen; verordineren
slå på aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten voorbinden; voordoen
starta aanvangen; beginnen; starten; van start gaan beginnen; in werking stellen; initialiseren; initiëren; intreden; inzetten; op gang brengen; op gang komen; oprichten; opstarten; optrekken; overeindzetten
ta upp aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aanpakken; naar boven brengen; naar boven leiden; naar boven voeren; onderhanden nemen; voorleiden
tända på aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten aandoen; aandraaien; inschakelen
- beginnen
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
starta opstarten; start

Verwandte Wörter für "starten":


Synonyms for "starten":


Antonyme für "starten":


Verwandte Definitionen für "starten":

  1. het gaan doen1
    • we starten een actie1
  2. bij het beginpunt vertrekken1
    • de hardlopers starten om negen uur1

Wiktionary Übersetzungen für starten:


Cross Translation:
FromToVia
starten initiera initiate — to begin; to start
starten start start — beginning of an activity
starten börja start — of an activity, to begin
starten ge sig iväg partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase :

Verwandte Übersetzungen für start