Niederländisch
Detailübersetzungen für schunnige taal uitslaan (Niederländisch) ins Schwedisch
schunnige taal uitslaan:
schunnige taal uitslaan Verb (sla schunnige taal uit, slaat schunnige taal uit, sloeg schunnige taal uit, sloegen schunnige taal uit, schunnige taal uitgeslagen)
-
schunnige taal uitslaan
Konjugationen für schunnige taal uitslaan:
o.t.t.
- sla schunnige taal uit
- slaat schunnige taal uit
- slaat schunnige taal uit
- slaan schunnige taal uit
- slaan schunnige taal uit
- slaan schunnige taal uit
o.v.t.
- sloeg schunnige taal uit
- sloeg schunnige taal uit
- sloeg schunnige taal uit
- sloegen schunnige taal uit
- sloegen schunnige taal uit
- sloegen schunnige taal uit
v.t.t.
- heb schunnige taal uitgeslagen
- hebt schunnige taal uitgeslagen
- heeft schunnige taal uitgeslagen
- hebben schunnige taal uitgeslagen
- hebben schunnige taal uitgeslagen
- hebben schunnige taal uitgeslagen
v.v.t.
- had schunnige taal uitgeslagen
- had schunnige taal uitgeslagen
- had schunnige taal uitgeslagen
- hadden schunnige taal uitgeslagen
- hadden schunnige taal uitgeslagen
- hadden schunnige taal uitgeslagen
o.t.t.t.
- zal schunnige taal uitslaan
- zult schunnige taal uitslaan
- zal schunnige taal uitslaan
- zullen schunnige taal uitslaan
- zullen schunnige taal uitslaan
- zullen schunnige taal uitslaan
o.v.t.t.
- zou schunnige taal uitslaan
- zou schunnige taal uitslaan
- zou schunnige taal uitslaan
- zouden schunnige taal uitslaan
- zouden schunnige taal uitslaan
- zouden schunnige taal uitslaan
en verder
- ben schunnige taal uitgeslagen
- bent schunnige taal uitgeslagen
- is schunnige taal uitgeslagen
- zijn schunnige taal uitgeslagen
- zijn schunnige taal uitgeslagen
- zijn schunnige taal uitgeslagen
diversen
- sla schunnige taal uit!
- slaat schunnige taal uit!
- schunnige taal uitgeslagen
- schunnige taal uitslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für schunnige taal uitslaan:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
använda fult språk | schunnige taal uitslaan | |
svära | schunnige taal uitslaan | beëdigen; een eed afleggen; ketteren; vloeken; zweren |