Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. schoven:
  2. schoof:
  3. schuiven:
  4. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für schoven (Niederländisch) ins Schwedisch

schoven:

schoven [de ~] Nomen, Plural

  1. de schoven (bosjes; bundels)
    buntar; knippen

Übersetzung Matrix für schoven:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
buntar bosjes; bundels; schoven
knippen bosjes; bundels; schoven

Verwandte Wörter für "schoven":


schoof:

schoof [de ~] Nomen

  1. de schoof (bundel; bosje)
    bunt; knippa; kärve

Übersetzung Matrix für schoof:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bunt bosje; bundel; schoof bende; bos; bundel; dakstoel; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
knippa bosje; bundel; schoof sliert; slingervormig ding
kärve bosje; bundel; schoof

Verwandte Wörter für "schoof":


Wiktionary Übersetzungen für schoof:


Cross Translation:
FromToVia
schoof kärve; sädeskärve sheaf — bundle of grain or straw
schoof kärve sheaf — mathematical construct
schoof kärve; bukett; knippe; spya gerbefaisceau de blé, où les épis sont disposer d’un même côté.

schoven form of schuiven:

schuiven Verb (schuif, schuift, schoof, schoven, geschoven)

  1. schuiven (voortschuiven)
    skuffa; skjuta; skjutsa; knuffa; fösa
    • skuffa Verb (skuffar, skuffade, skuffat)
    • skjuta Verb (skjuter, sköt, skjutit)
    • skjutsa Verb (skjutsar, skjutsade, skjutsat)
    • knuffa Verb (knuffar, knuffade, knuffat)
    • fösa Verb (föser, föste, föst)
  2. schuiven
    rulla
    • rulla Verb (rullar, rullade, rullat)

Konjugationen für schuiven:

o.t.t.
  1. schuif
  2. schuift
  3. schuift
  4. schuiven
  5. schuiven
  6. schuiven
o.v.t.
  1. schoof
  2. schoof
  3. schoof
  4. schoven
  5. schoven
  6. schoven
v.t.t.
  1. heb geschoven
  2. hebt geschoven
  3. heeft geschoven
  4. hebben geschoven
  5. hebben geschoven
  6. hebben geschoven
v.v.t.
  1. had geschoven
  2. had geschoven
  3. had geschoven
  4. hadden geschoven
  5. hadden geschoven
  6. hadden geschoven
o.t.t.t.
  1. zal schuiven
  2. zult schuiven
  3. zal schuiven
  4. zullen schuiven
  5. zullen schuiven
  6. zullen schuiven
o.v.t.t.
  1. zou schuiven
  2. zou schuiven
  3. zou schuiven
  4. zouden schuiven
  5. zouden schuiven
  6. zouden schuiven
en verder
  1. ben geschoven
  2. bent geschoven
  3. is geschoven
  4. zijn geschoven
  5. zijn geschoven
  6. zijn geschoven
diversen
  1. schuif!
  2. schuift!
  3. geschoven
  4. schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für schuiven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fösa schuiven; voortschuiven
knuffa schuiven; voortschuiven dringen; duwen
rulla schuiven karren; kruien; spartelen; taxiën; verrollen
skjuta schuiven; voortschuiven afschieten; afvuren; doorschieten; dringen; duwen; filmen; schieten; schoten lossen; vuren
skjutsa schuiven; voortschuiven
skuffa schuiven; voortschuiven

Verwandte Wörter für "schuiven":


Verwandte Definitionen für "schuiven":

  1. dicht langs een oppervlak bewegen1
    • schuif eens opzij1
  2. verplaatsen door te duwen1
    • ik schoof de stoel bij het raam1