Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. rukken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für rukt (Niederländisch) ins Schwedisch

rukken:

rukken Verb (ruk, rukt, rukte, rukten, gerukt)

  1. rukken (trekken)
    rycka; draga; slänga
    • rycka Verb (rycker, ryckte, ryckt)
    • draga Verb (drar, drog, dragit)
    • slänga Verb (slänger, slängde, slängt)

Konjugationen für rukken:

o.t.t.
  1. ruk
  2. rukt
  3. rukt
  4. rukken
  5. rukken
  6. rukken
o.v.t.
  1. rukte
  2. rukte
  3. rukte
  4. rukten
  5. rukten
  6. rukten
v.t.t.
  1. heb gerukt
  2. hebt gerukt
  3. heeft gerukt
  4. hebben gerukt
  5. hebben gerukt
  6. hebben gerukt
v.v.t.
  1. had gerukt
  2. had gerukt
  3. had gerukt
  4. hadden gerukt
  5. hadden gerukt
  6. hadden gerukt
o.t.t.t.
  1. zal rukken
  2. zult rukken
  3. zal rukken
  4. zullen rukken
  5. zullen rukken
  6. zullen rukken
o.v.t.t.
  1. zou rukken
  2. zou rukken
  3. zou rukken
  4. zouden rukken
  5. zouden rukken
  6. zouden rukken
en verder
  1. ben gerukt
  2. bent gerukt
  3. is gerukt
  4. zijn gerukt
  5. zijn gerukt
  6. zijn gerukt
diversen
  1. ruk!
  2. rukt!
  3. gerukt
  4. rukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für rukken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
draga rukken; trekken dreggen; lenen; ontlenen; sjouwen; sleuren; torsen; touwtrekken; worstelen; zeulen
rycka rukken; trekken gappen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken; wegrukken; zich wringen
slänga rukken; trekken eruit werken; keilen; kelderen; ontdoen; smijten; sodemieteren; zakken; zich van iets ontdoen

Verwandte Wörter für "rukken":


Wiktionary Übersetzungen für rukken:


Cross Translation:
FromToVia
rukken runka jerk off — To masturbate
rukken runka wank — intransitive: to masturbate