Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. regelmatigheid:
  2. regelmatig:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für regelmatigheid (Niederländisch) ins Schwedisch

regelmatigheid:

regelmatigheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de regelmatigheid

Übersetzung Matrix für regelmatigheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
regelbundenhet regelmatigheid orde; regelmaat

Verwandte Wörter für "regelmatigheid":


regelmatigheid form of regelmatig:

regelmatig adv

  1. regelmatig (dikwijls; vaak; veelvuldig; )
    frekvent

Übersetzung Matrix für regelmatig:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
frekvent dikwijls; frequent; geregeld; meermaals; menigmaal; met vast ritme; regelmatig; vaak; veelvuldig
ofta geregeld; met vast ritme; regelmatig frequentatief; veel
på regelbundna tider geregeld; op vaste tijden; regelmatig; regulier
regelbunden met regelmaat; regelmatig volgens regels
regelbundet geregeld; met regelmaat; met vast ritme; op vaste tijden; regelmatig; regulier; vaak volgens regels
regelmässig geregeld; op vaste tijden; regelmatig; regulier
regelmässigt geregeld; op vaste tijden; regelmatig; regulier
reguljärt geregeld; op vaste tijden; regelmatig; regulier volgens rooster
systematisk geregeld; met vast ritme; regelmatig koel; methodisch; nuchter; planmatig; stelselmatig; systematisch; zakelijk

Verwandte Wörter für "regelmatig":

  • regelmatigheid, regelmatiger, regelmatigere, regelmatigst, regelmatigste, regelmatige

Verwandte Definitionen für "regelmatig":

  1. met alles op de juiste plaats1
    • een regelmatig gebit1
  2. met vaste tijdsduur ertussen1
    • ik zoek mijn ouders regelmatig op1

Wiktionary Übersetzungen für regelmatig:


Cross Translation:
FromToVia
regelmatig regelbunden regelmäßig — in festen örtlichen oder zeitlichen Abständen wiederholen
regelmatig regelbunden regular — with constant frequency
regelmatig ackurat; prompt; regelmässig régulier — Qui a de la régularité, qui est conforme à des règles, soit naturelles, soit de convention ; qui est constant, uniforme.