Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- overheersen:
-
Wiktionary:
- overheersen → förhärska, överstiga, överträffa
Niederländisch
Detailübersetzungen für overheersen (Niederländisch) ins Schwedisch
overheersen:
-
overheersen (machtiger zijn; beheersen; onderwerpen; heersen over)
-
overheersen (gezaghebben; regeren; heersen; macht uitoefenen)
-
overheersen (domineren; de overhand hebben)
Konjugationen für overheersen:
o.t.t.
- overheers
- overheerst
- overheerst
- overheersen
- overheersen
- overheersen
o.v.t.
- overheerste
- overheerste
- overheerste
- overheersten
- overheersten
- overheersten
v.t.t.
- heb overheerst
- hebt overheerst
- heeft overheerst
- hebben overheerst
- hebben overheerst
- hebben overheerst
v.v.t.
- had overheerst
- had overheerst
- had overheerst
- hadden overheerst
- hadden overheerst
- hadden overheerst
o.t.t.t.
- zal overheersen
- zult overheersen
- zal overheersen
- zullen overheersen
- zullen overheersen
- zullen overheersen
o.v.t.t.
- zou overheersen
- zou overheersen
- zou overheersen
- zouden overheersen
- zouden overheersen
- zouden overheersen
en verder
- ben overheerst
- bent overheerst
- is overheerst
- zijn overheerst
- zijn overheerst
- zijn overheerst
diversen
- overheers!
- overheerst!
- overheerst
- overheersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für overheersen:
Verwandte Definitionen für "overheersen":
Wiktionary Übersetzungen für overheersen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overheersen | → förhärska | ↔ prevail — To be current, widespread or predominant; to have currency or prevalence |
• overheersen | → överstiga; överträffa | ↔ dominer — commander souverainement, avoir une puissance absolue. |