Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. opwellen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opwel (Niederländisch) ins Schwedisch

opwellen:

opwellen Verb (wel op, welt op, welde op, welden op, opgeweld)

  1. opwellen (opborrelen)
    bubbla upp
    • bubbla upp Verb (bubblar upp, bubblade upp, bubblat upp)
  2. opwellen (in het hoofd opkomen)
    komma på; komma upp
    • komma på Verb (kommer på, komm på, kommit på)
    • komma upp Verb (kommer upp, komm upp, kommit upp)

Konjugationen für opwellen:

o.t.t.
  1. wel op
  2. welt op
  3. welt op
  4. wellen op
  5. wellen op
  6. wellen op
o.v.t.
  1. welde op
  2. welde op
  3. welde op
  4. welden op
  5. welden op
  6. welden op
v.t.t.
  1. ben opgeweld
  2. bent opgeweld
  3. is opgeweld
  4. zijn opgeweld
  5. zijn opgeweld
  6. zijn opgeweld
v.v.t.
  1. was opgeweld
  2. was opgeweld
  3. was opgeweld
  4. waren opgeweld
  5. waren opgeweld
  6. waren opgeweld
o.t.t.t.
  1. zal opwellen
  2. zult opwellen
  3. zal opwellen
  4. zullen opwellen
  5. zullen opwellen
  6. zullen opwellen
o.v.t.t.
  1. zou opwellen
  2. zou opwellen
  3. zou opwellen
  4. zouden opwellen
  5. zouden opwellen
  6. zouden opwellen
diversen
  1. wel op!
  2. welt op!
  3. opgeweld
  4. opwellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opwellen [znw.] Nomen

  1. opwellen

Übersetzung Matrix für opwellen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
uppvällande opwellen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bubbla upp opborrelen; opwellen
komma på in het hoofd opkomen; opwellen achterhalen; te weten komen
komma upp in het hoofd opkomen; opwellen aanwassen; bovenkomen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogkomen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen

Wiktionary Übersetzungen für opwellen:


Cross Translation:
FromToVia
opwellen välla well — to issue forth