Niederländisch
Detailübersetzungen für opstreek (Niederländisch) ins Schwedisch
opstreek:
-
opstreek
Übersetzung Matrix für opstreek:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
rörelse uppåt | opstreek | ophaal |
uppåtstapel i skrift | opstreek |
opstrijken:
-
opstrijken (in ontvangst nemen; ontvangen; krijgen)
Konjugationen für opstrijken:
o.t.t.
- strijk op
- strijkt op
- strijkt op
- strijken op
- strijken op
- strijken op
o.v.t.
- steerk op
- streek op
- streek op
- streken op
- streken op
- streken op
v.t.t.
- heb opgestreken
- hebt opgestreken
- heeft opgestreken
- hebben opgestreken
- hebben opgestreken
- hebben opgestreken
v.v.t.
- had opgestreken
- had opgestreken
- had opgestreken
- hadden opgestreken
- hadden opgestreken
- hadden opgestreken
o.t.t.t.
- zal opstrijken
- zult opstrijken
- zal opstrijken
- zullen opstrijken
- zullen opstrijken
- zullen opstrijken
o.v.t.t.
- zou opstrijken
- zou opstrijken
- zou opstrijken
- zouden opstrijken
- zouden opstrijken
- zouden opstrijken
en verder
- is opgestreken
- zijn opgestreken
diversen
- strijk op!
- strijkt op!
- opgestreken
- opstrijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opstrijken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
erhålla | in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken | gewinnen; lenen; ontlenen; verkrijgen; verwerven |
mottaga | in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken | aanpakken; aanvatten |
Computerübersetzung von Drittern: