Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für opknappen (Niederländisch) ins Schwedisch

opknappen:

opknappen Verb (knap op, knapt op, knapte op, knapten op, opgeknapt)

  1. opknappen (opkalefateren; opvijzelen; oplappen)
    hjälpa fram; puffa för; skjuta fram; hjälpa upp
    • hjälpa fram Verb (hjälper fram, hjälpte fram, hjälpt fram)
    • puffa för Verb (puffar för, puffade för, puffat för)
    • skjuta fram Verb (skjuter fram, sköt fram, skjutit fram)
    • hjälpa upp Verb (hjälper upp, hjälpte upp, hjälpt upp)
  2. opknappen (in goede staat brengen; renoveren)
    renovera; förnya; upprusta
    • renovera Verb (renoverar, renoverade, renoverat)
    • förnya Verb (förnyar, förnyade, förnyat)
    • upprusta Verb (upprustar, upprustade, upprustat)
  3. opknappen (opkikkeren)
    snofsa till; piffa upp
    • snofsa till Verb (snofsar till, snofsade till, snofsat till)
    • piffa upp Verb (piffar upp, piffade upp, piffat upp)
  4. opknappen (renoveren)
    renovera; sanera
    • renovera Verb (renoverar, renoverade, renoverat)
    • sanera Verb (sanerar, sanerade, sanerat)

Konjugationen für opknappen:

o.t.t.
  1. knap op
  2. knapt op
  3. knapt op
  4. knappen op
  5. knappen op
  6. knappen op
o.v.t.
  1. knapte op
  2. knapte op
  3. knapte op
  4. knapten op
  5. knapten op
  6. knapten op
v.t.t.
  1. heb opgeknapt
  2. hebt opgeknapt
  3. heeft opgeknapt
  4. hebben opgeknapt
  5. hebben opgeknapt
  6. hebben opgeknapt
v.v.t.
  1. had opgeknapt
  2. had opgeknapt
  3. had opgeknapt
  4. hadden opgeknapt
  5. hadden opgeknapt
  6. hadden opgeknapt
o.t.t.t.
  1. zal opknappen
  2. zult opknappen
  3. zal opknappen
  4. zullen opknappen
  5. zullen opknappen
  6. zullen opknappen
o.v.t.t.
  1. zou opknappen
  2. zou opknappen
  3. zou opknappen
  4. zouden opknappen
  5. zouden opknappen
  6. zouden opknappen
en verder
  1. ben opgeknapt
  2. bent opgeknapt
  3. is opgeknapt
  4. zijn opgeknapt
  5. zijn opgeknapt
  6. zijn opgeknapt
diversen
  1. knap op!
  2. knapt op!
  3. opgeknapt
  4. opknappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opknappen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förnya in goede staat brengen; opknappen; renoveren beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; hernieuwen; herscheppen; herstellen; herzien; nieuw leven inblazen; opnieuw doen; overdoen; regenereren; renoveren; repareren; verbeteren; vernieuwen; wederopbouwen
hjälpa fram opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen verderhelpen; vooruithelpen
hjälpa upp opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen
piffa upp opkikkeren; opknappen opdoffen; zich opdirken
puffa för opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen
renovera in goede staat brengen; opknappen; renoveren hernieuwen; herstellen; renoveren; restaureren; verbeteren; vernieuwen; wederopbouwen
sanera opknappen; renoveren saneren
skjuta fram opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen
snofsa till opkikkeren; opknappen
upprusta in goede staat brengen; opknappen; renoveren

Verwandte Übersetzungen für opknappen