Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. opdrijven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opdrijven (Niederländisch) ins Schwedisch

opdrijven:

opdrijven Verb (drijf op, drijft op, dreef op, dreven op, opgedreven)

  1. opdrijven (opjagen; jachten; ophitsen; voortjagen)
    följa; jaga efter
    • följa Verb (följer, följde, följt)
    • jaga efter Verb (jagar efter, jagade efter, jagat efter)
  2. opdrijven (veel doen stijgen; opschroeven)
    tvinga upp
    • tvinga upp Verb (tvingar upp, tvingade upp, tvingat upp)
  3. opdrijven (voortdrijven; wegjagen; voortjagen; aanzwiepen)
    fortsätta; gå vidare; tränga på; köra vidare
    • fortsätta Verb (fortsätter, fortsatte, fortsatt)
    • gå vidare Verb (går vidare, gick vidare, gått vidare)
    • tränga på Verb (tränger på, trängde på, trängt på)
    • köra vidare Verb (kör vidare, körde vidare, kört vidare)

Konjugationen für opdrijven:

o.t.t.
  1. drijf op
  2. drijft op
  3. drijft op
  4. drijven op
  5. drijven op
  6. drijven op
o.v.t.
  1. dreef op
  2. dreef op
  3. dreef op
  4. dreven op
  5. dreven op
  6. dreven op
v.t.t.
  1. heb opgedreven
  2. hebt opgedreven
  3. heeft opgedreven
  4. hebben opgedreven
  5. hebben opgedreven
  6. hebben opgedreven
v.v.t.
  1. had opgedreven
  2. had opgedreven
  3. had opgedreven
  4. hadden opgedreven
  5. hadden opgedreven
  6. hadden opgedreven
o.t.t.t.
  1. zal opdrijven
  2. zult opdrijven
  3. zal opdrijven
  4. zullen opdrijven
  5. zullen opdrijven
  6. zullen opdrijven
o.v.t.t.
  1. zou opdrijven
  2. zou opdrijven
  3. zou opdrijven
  4. zouden opdrijven
  5. zouden opdrijven
  6. zouden opdrijven
en verder
  1. is opgedreven
  2. zijn opgedreven
diversen
  1. drijf op!
  2. drijft op!
  3. opgedreven
  4. opdrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opdrijven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fortsätta aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aanhouden; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; doorwerken; duur verlengen; een stapje verder gaan; handelen; leven; manipuleren; op hol slaan; opereren; optreden; procederen; prolongeren; reactiveren; te werk gaan; uit wachtstand halen; verder lopen; verdergaan; verlengen; vervolgen; voortgaan; voortzetten; werken
följa jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; voortjagen begeleiden; bijhouden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; nakomen; naleven; navolgen; opvolgen; vergezellen; volgen
gå vidare aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen avanceren; doorlopen; verder lopen; verdergaan; voortgaan
jaga efter jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; voortjagen
köra vidare aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen vooroprijden; vooruitrijden
tränga på aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen doorduwen
tvinga upp opdrijven; opschroeven; veel doen stijgen

Verwandte Übersetzungen für opdrijven