Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. opbruisen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opbruisen (Niederländisch) ins Schwedisch

opbruisen:

opbruisen Verb (bruis op, bruist op, bruiste op, bruisten op, opgebruist)

  1. opbruisen (mousseren; sprankelen; tintelen)
    bubbla; pärla
    • bubbla Verb (bubblar, bubblade, bubblat)
    • pärla Verb (pärlar, pärlade, pärlat)

Konjugationen für opbruisen:

o.t.t.
  1. bruis op
  2. bruist op
  3. bruist op
  4. bruisen op
  5. bruisen op
  6. bruisen op
o.v.t.
  1. bruiste op
  2. bruiste op
  3. bruiste op
  4. bruisten op
  5. bruisten op
  6. bruisten op
v.t.t.
  1. ben opgebruist
  2. bent opgebruist
  3. is opgebruist
  4. zijn opgebruist
  5. zijn opgebruist
  6. zijn opgebruist
v.v.t.
  1. was opgebruist
  2. was opgebruist
  3. was opgebruist
  4. waren opgebruist
  5. waren opgebruist
  6. waren opgebruist
o.t.t.t.
  1. zal opbruisen
  2. zult opbruisen
  3. zal opbruisen
  4. zullen opbruisen
  5. zullen opbruisen
  6. zullen opbruisen
o.v.t.t.
  1. zou opbruisen
  2. zou opbruisen
  3. zou opbruisen
  4. zouden opbruisen
  5. zouden opbruisen
  6. zouden opbruisen
diversen
  1. bruis op!
  2. bruist op!
  3. opgebruist
  4. opbruisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opbruisen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pärla kraal; parel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bubbla mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen borrelen; wellen
pärla mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen kralen; parelen
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bubbla ballon
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pärla paarlen