Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. ontstoken:
  2. ontsteken:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontstoken (Niederländisch) ins Schwedisch

ontstoken:

ontstoken Adjektiv

  1. ontstoken
    inflammerat; ömt; irriterad; sårigt; öm; irriterat

Übersetzung Matrix für ontstoken:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
inflammerat ontstoken
irriterad ontstoken boos; dol; furieus; geirriteerd; gemelijk; hels; knorrig; kwaad; laaiend; nijdig; nurks; razend; stuurs; tierend; woedend; woest; wrevelig
irriterat ontstoken aangebrand; boos; dol; furieus; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; hels; kwaad; laaiend; nijdig; ontstemd; pissig; prikkelbaar; razend; tierend; woedend; woest
sårigt ontstoken
öm ontstoken grootmoederlijk; liefderijk; liefdevol
ömt ontstoken grootmoederlijk; liefderijk; liefdevol

Wiktionary Übersetzungen für ontstoken:


Cross Translation:
FromToVia
ontstoken inflammerad inflamed — affected by inflammation

ontstoken form of ontsteken:

ontsteken Verb (ontsteek, ontsteekt, ontstak, ontstaken, ontstoken)

  1. ontsteken (doen branden; aansteken; vuur maken)
    tända
    • tända Verb (tänder, tändde, tänt)
  2. ontsteken (vuur vatten; ontvlammen; ontbranden)
    brinna; tutta eld
    • brinna Verb (brinner, brann, brunnit)
    • tutta eld Verb (tuttar eld, tuttade eld, tuttat eld)

Konjugationen für ontsteken:

o.t.t.
  1. ontsteek
  2. ontsteekt
  3. ontsteekt
  4. ontsteken
  5. ontsteken
  6. ontsteken
o.v.t.
  1. ontstak
  2. ontstak
  3. ontstak
  4. ontstaken
  5. ontstaken
  6. ontstaken
v.t.t.
  1. heb ontstoken
  2. hebt ontstoken
  3. heeft ontstoken
  4. hebben ontstoken
  5. hebben ontstoken
  6. hebben ontstoken
v.v.t.
  1. had ontstoken
  2. had ontstoken
  3. had ontstoken
  4. hadden ontstoken
  5. hadden ontstoken
  6. hadden ontstoken
o.t.t.t.
  1. zal ontsteken
  2. zult ontsteken
  3. zal ontsteken
  4. zullen ontsteken
  5. zullen ontsteken
  6. zullen ontsteken
o.v.t.t.
  1. zou ontsteken
  2. zou ontsteken
  3. zou ontsteken
  4. zouden ontsteken
  5. zouden ontsteken
  6. zouden ontsteken
en verder
  1. ben ontstoken
  2. bent ontstoken
  3. is ontstoken
  4. zijn ontstoken
  5. zijn ontstoken
  6. zijn ontstoken
diversen
  1. ontsteek!
  2. ontsteekt!
  3. ontstoken
  4. ontstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontsteken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
brinna ontbranden; ontsteken; ontvlammen; vuur vatten aanbranden; laaien
tutta eld ontbranden; ontsteken; ontvlammen; vuur vatten
tända aanmaken; aansteken; doen branden; licht aansteken; ontsteken; vuur maken opvrijen

Wiktionary Übersetzungen für ontsteken:


Cross Translation:
FromToVia
ontsteken tända entzünden — (transitiv) in Brand setzen
ontsteken bli inflammerad entzünden — (reflexiv) Medizin: krankhaft und schmerzhaft röten und anschwellen
ontsteken antända allumerenflammer ; mettre le feu à.
ontsteken antända enflammermettre en flamme.